Onschuldige twaalfjarige inbreker
Er gebeuren toch een partij rare dingen om je heen. Eén tip: luister altijd naar je intuïtie. Is wel zo handig.
Gisteren belde er een Marokkaanse jongen aan; hij wilde graag een klusje doen voor een paar euro. Mijn lieve pleegmoeder duwt zo hard tegen de hedendaagse (voor)oordelen aan dat ze bijna juichend bij de voordeur stond te springen, alleen maar om te laten zien dat zij dus géén vooroordelen heeft (even ter informatie, dit vertel ik vanuit míjn oogpunt).
Meneer wilde dus wel een stukje gaan vegen. Hier begon mijn wantrouwen een rol te gaan spelen. Het was namelijk niet het geval dat hij ‘liever’ rondom het huis wilde vegen. Hij wilde het ‘perse’. Dit klopt niet, dacht ik. Ik hield hem vanuit de eetkamer waar ik braaf zat te leren dan ook nauwlettend in de gaten.
Druk was hij bezig rond het huis te vegen. Mijn lieve pleegmoeder was in haar nopjes. Ze was bijna trots op zichzelf. Ik wist wat ze dacht. “Zie je, zo doe ik toch wat goed voor de hedendaagse maatschappij.”
Terwijl hij aan het vegen was, heb ik toch blijkbaar toch niet goed opgelet.
Op een gegeven moment pakte hij mijn fiets op, die stond blijkbaar in de weg. Ik moest mezelf tegenhouden om niet naar buiten te rennen en te roepen dat hij maar niet moest proberen mijn fiets te jatten. Die impuls heb ik tegen kunnen houden.
Het jongetje was na zo’n twintig minuten klaar met vegen. Mijn gulle pleegmoeder snelde naar buiten om hem twee euro vijftig te geven. Ik verontwaardigd – voor dat geld moet ik een half uur werken.
Nadat het jongetje weg was hield hij me bezig. Niet met zijn schoonheid, nee. Wat moet hij in deze buurt? Na alle inbraken van de afgelopen tijd vertrouwde ik het niet meer zo. Ik had hem ook nog nooit gezien.
Na ongeveer een half uurtje werd er weer aangebeld. Waarom dat mijn interesse kon wekken? Er belt nooit iemand aan. Iedereen loopt altijd achterom. Behalve het Marokkaanse jongetje.
Deze keer had ik geen zin mijn impulsieve reactie te onderdrukken, dus luisterde ik totaal ongegeneerd het gesprek aan de deur af. Er bleek namelijk heel wat meer aan de hand te zijn dan alleen een jongetje dat een ‘heitje voor een karweitje’ wilde doen. Het bleek dat het jongetje langs alle huizen in de buurt wandelde, overal naar binnen glurend en geconcentreerd alles bekeek – van achtertuin tot voortuin. Bleek ook dat de politie al zo’n twee weken lang elke nacht in de bosjes op de uitkijk zit.
Terwijl het jongetje bij ons aan het vegen was, heeft hij nauwkeurig alles bekeken. Waar de ramen in ons huis zitten, waar de deuren, of alles op slot zit en ga zo nog maar even door.
Eind van het liedje: ik besloot mijn fiets voor de verandering een keertje binnen te zetten en ik besloot mezelf niet racistisch te noemen, wel waakzaam. Oh, en de onvermijdelijke ‘ik zei het toch..’