Dode ouders: het ultieme gespreksonderwerp
Een paar jaar geleden stond ik op een zaterdagavond in de stad met een vriendin. We hadden al wat biertjes achter onze kiezen en voerden een luchtig gesprekje met een jongen. Geen idee hoe we erop kwamen, maar in het gesprek vergat ik één cruciaal ding. Het Woord. Pleegouders. Ik floepte het eruit, en ik wist dat dit geen luchtig gesprek zou blijven.
Voor degenen die ik wat langer ken, maakt het niet uit als het er even over gaat. Ik barst echt niet meteen in janken uit. Geen dode-ouder-taboe, alsjeblíéft niet zeg. Het liefst maak ik zelf ook even een rotopmerking. En ja, soms word ik een beetje gek aangekeken. Snap ik ook wel, bij een tekst als: “Je moeder!” “Néé, die is dood”.
Hoe ouder ik word, hoe meer ik begin te begrijpen dat het gesprek lichtelijk ongemakkelijk wordt zodra het gaat om een dood iemand. Geen hond, geen kat, neen: een persoon. Een moeder, een zusje, een opa. Hoe dikker de bloedband, hoe ongemakkelijker het luchtige gesprek wordt.
Op jongere leeftijd krijgen mensen om je heen op de één of andere manier de neiging je een knuffel te geven of een armpje om je heen te slaan, wanneer je ze na een kwartiertje na de kennismaking vertelt dat er een familielid is overleden. Is vast uit goede bedoelingen, en als veertienjarig meisje kreeg ik er een enorme egoboost van toen ik na het overlijden van mijn moeder zelfs omhelzingen kreeg van de populaire meisjes, maar na acht jaar hoeft het niet meer. Al bedoel je het hartstikke lief.
De goedbedoelde omhelzingen en armen over mijn schouders hebben na jaren plaatsgemaakt voor ongemakkelijkheid. Mensen schrikken er namelijk nog weleens van wanneer ik vertel dat mijn ouders er niet meer zijn. Ze gaan zich beschaamd voelen dat ze ernaar hebben gevraagd. Vervolgens bagatelliseer ik de boel een beetje, stel ik iemand gerust dat het écht niet erg is en dat het écht heel goed met me gaat.
Zo’n gesprek gaat vaak op deze manier:
“Dus allebéí je ouders zijn dood?!”
“Eh, ja.”
“Oh, sorry dat ik het vraag! Wat vind ik dat ontzettend erg voor je! Heftig zeg!”
“Ah joh, maakt helemaal niet uit hoor!,” zeg ik dan met een zachte klank in m’n stem. “Kon je ook niet weten, is niet erg! Het gaat heel goed met me hoor!” Wat er dan net nog mist, is een handje op iemands schouder om de ander een beetje gerust te stellen.
Daarom stel ik het moment waarop ik iemand ‘Het Nieuws’ vertel vaak nog even uit. Is goed te doen, vooral als ik het woord ‘pleegouders’ niet noem. Maar soms ontglipt het me even. En dan los ik het op een andere manier op.
Tijdens het avondje stappen had ik helemaal geen zin in een moeilijk en ongemakkelijk gesprek. Dus, op het moment waarop hij de onvermijdelijke vraag ‘wat is er dan gebeurd met je echte ouders?’ stelde, antwoordde ik: “ik had niet zoveel zin meer in ze”. Zonder de reactie af te wachten, liep ik samen met de vriendin weg. De jongen in uiterste verwarring achterlatend. Ik schaterlach nog steeds bij het idee. Kon ík er tenminste wel om lachen.